De helle kroegen tocht van het gouden duo 30-08-2005

it principe speel ik geen schaak in kroegen. Deze stek moet uitsluitend gereserveerd blijven voor “mannen die hun moeder zoeken” (Anton Finke). Ik had mij daarom niet aangemeld. Dat ik uiteindelijk toch figureerde in het drama van zeven bedrijven is het gevolg van een samenloop van hoogst toevallige omstandigheden. Te beginnen bij “die Ueberswimmung” en “das Hochwasser”in Oostenrijk, waardoor Carmen en ik al zaterdagavond terug waren. Daarnaast had een clubgenoot op het allerlaatste moment de organisatie laten weten niet mee te spelen. Martin Oudejans, zijn duo passagier, werd zondagochtend door Tonny als volgt onthaald: “Je speelt niet mee hé?” Martin begreep er niets van, onkundig van de actie van zijn beoogde maat. Die had namelijk niet de moeite genomen hem te verwittigen. Zondagmorgen om kwart voor elf nam Tonny telefonisch contact met mij op. Testte mijn standvastigheid. Of ik een gelegenheidskoppel wilde vormen met Martin. De vrouwelijke intuïtie vertelde dat ik voor hem wel een uitzondering wilde maken.

En dus kroeg - tijgerden we er even later lustig, aanvankelijk zonder al te veel pretenties, op los. Hoewel het twintig minuten tempo mij doorgaans goed afgaat, waren de voortekenen matig. Zowel Martin en ik waren in augustus weinig aan schaken toegekomen. Daarbij word ik bij mijn schaakcapriolen liever niet op de vingers gekeken door “het volk”. In de regel leidt haar onwetendheid bij mij tot veel ergernis. Gelukkig had het meesterlijke organisatieteam briljant geredeneerd en het schaakevenement gelijk geprogrammeerd met de vlooienmarkt; een uitgelezen afleidingmanoeuvre. ’s Morgens werd ik op de Zuiddijk slechts gestoord door twee langsrijdende meiden die ons toeriepen: “Schaken jullie? Vinden jullie dat leuk?”. Onder normale omstandigheden slaat dergelijke grenzeloze domheid, gevolg van een mislukte opvoeding, mij volledig uit het lood. Nu niet. De zon scheen, de anti depressiva werkte optimaal en ik had zojuist voor het eerst in mijn leven gewonnen van de messcherpe en sterke Yong Hoon de Rover. Wat verlangt de schakende mens meer? “Zie je wel dat het gezellig is?”riep de driftig rondkarrende Laura mij van verre toe. Misschien. Zolang het gebeuren zich althans afspeelt op terrassen en niet in de donkere krochten, met door tosti’s, bier en nicotine bezwangerde lucht. Het kroegloperstoernooi is het feest van ontmoeting en herkenning. Wel blijft het opmerkelijk dat je de hele dag slechts een beperkt territorium afstruint en toch bepaalde koppels nooit in het vizier krijgt. Zo ontdekte ik pas tijdens de prijsuitreiking het bestaan van het verrassend sterk presterende team van de heer en mevrouw J. Rosegg.

Martin en ik besloten tot het “Zwitserse gambiet”. De eerste twee wedstrijden speelden we 1 – 1, zodat we uit het vaarwater bleven van de grote vissen Solleveld, Van Haastert, Bosboom. Een 2 – 0 nederlaag in het vroege openingsstadium werkt erg ontmoedigend en dient dan ook voor alles vermeden te worden. Martin had zich na twee persoonlijke nederlagen al verzoend met een onopvallend optreden in de marge, toen hij vlak na de tweede ronde partij zijn tweede bier achterover sloeg. We weten allemaal van het koppel Woudt / Eijk tot welke ellende dit leidt en het gaat altijd van kwaad tot erger. Dat kwam hem op een fikse uitbrander mijnerzijds te staan. We moesten niet overdrijven. Melk, appelsap en op zijn tijd een krentenbol waren, zij het met mate, getolereerd. Alle andere geneugten waren vanaf nu streng verboden. Martin pakte dit perfect op en bezorgde ons in de derde ronde tegen het oerdegelijke en ervaren koppel Van der Eng/Hoff de overwinning. Nadat we in de vierde ronde het veel sterker geachte Utrechtse duo De Haan op de Zuiddijk met een daverende 2 – 0 hadden afgeslacht, sloop de juiste oorlogsstemming onze gelederen binnen. In de vijfde ronde, in de Westzijde, realiseerde ik mij dat in het Kroegloperstoernooi voor mij andere wetten gelden. Het doet er niet toe tegen wie ik speel, maar waar. Juist op het moment dat ik mijn tegenstander vakkundig met de Siciliaan aan het wegtikken was, werd ik voor het eerst op deze zonovergoten dag slachtoffer van het door mij zo gehate zinloos lawaai. Naast mij zat een gezelschap onder leiding van kroeg officier Janine Voskamp en verder bestaande uit onder andere David Bosboom en Nico Hoeve oeverloos te kletsen. David vertelde op enig moment gesolliciteerd te hebben naar de functie van gids in het Pannenlappen museum in de kop van Noord Holland en meende goede kansen te maken. Het Pannenlappenmuseum…Kop van Noord Holland…Fnuikend was dat deze krankzinnige informatie mijn huishouding infiltreerde. Hield mij alleen nog bezig met relevante vragen als: Wie heeft wanneer de eerste pannenlap uitgevonden en wat is er van haar of hem geworden? Is er octrooi aangevraagd en rinkelt tot vandaag de dag de kassa bij de verkoop van iedere pannenlap? Of hebben slechts anderen van deze briljante uitvinding profijt getrokken, zoals de uitgekookte keukenmagnaat Piet Klerkx? En hoe heeft David zijn sollicitatiebrief in godsnaam gemotiveerd? Dat hij als kind al bij voorkeur met de pannenlap in de weer was, dat hij er altijd al van droomde zijn ervaringen met het grote publiek te mogen delen…Ik overschreed de tijd. Mijn enige en onverdiende nederlaag. Het lot veroordeelde ons vervolgens tot “Gaslight”op de hoek van de Dam. Hoewel ik er vaak in sneltreinvaart ben langsgelopen was dit etablissement mij nog niet eerder in negatieve zin opgevallen. Van verre werden we verwelkomd door dreunende Braak Dance. Welcome in the Ghetto, leve de stiletto. Nadat Martin en ik hadden plaatsgenomen tussen treurende volwassenen in Ajax shirts (Iets voor het waarden en normendebat. Absoluut walgelijk, Peter Jan, doe er iets aan!) en de klokken waren gestart werd ik mij bewust van een misselijkmakend gesprek tussen een vrouw en een man. Zij zaten uitgerekend vlak achter mij en verheugden zich in het gezelschap van hun reusachtige kwijlende kalfhond, die met enige regelmaat wellustig aan mij kwam snuffelen. Dit waren niet de omstandigheden om amok te maken, begreep ik. Had ik mij overigens maar niet overdadig besprenkeld met Jean Paul Gaultier, nadat Tonnie me had overgehaald. Ik herinnerde mij nu weer waarom ik kroegen mijd. Te laat. Het ging over een “loopse bloedhond die vier dagen geil was en alles onder spoot”, terwijl ze intussen smakkend een schaal met bitterballen soldaat maakten. Probeer dan nog maar eens de juiste keuze te bepalen tussen Tad1 of Tfd1. Nee, Sjaak had hier bepaald niet de regie in handen en dat heb ik hem laten weten ook. Gelukkig versloeg mijn opponent zichzelf en nadat Martin opnieuw boven zichzelf was uitgestegen met een messcherpe mat aanval, gloorde eeuwige roem in de vorm van een plaats op het erepodium. In onze dromen werden we omhelsd en afgelebberd door een van trots glunderende voorzitter en vanuit alle hoeken van de Dam toegezongen. Er moest nog wel even gewonnen worden in de door mij gevreesde Mail Company, bij voorkeur met 2 – 0. De loting mocht ons gunstig gezind zijn, het decor was opnieuw desastreus. Duisternis, deerniswekkende muziek, vanzelfsprekend gecomplementeerd door vervelende rondrennende kinderen. Een even logische als destructieve mix. Het werd Martin allemaal te veel en in gewonnen stelling gaf hij op. Verbijsterend! Bettine Vriesekoop - achtige tonelen. Tranen met tuiten. Maar niemand die troostende woorden sprak, geen begrijpend publiek, de muziek speelde onverdroten voort, de kinderen werden nog baldadiger en de gekwalificeerde arbiter Huib, op nog geen steenworp afstand, die weigerde ook maar iets van zijn ontzagwekkende autoriteit aan te spreken. “Gezellig hé, André?!”.Gelukkig wist ik er remise uit te persen en eindigen we op 9 uit 14. Buiten kwamen we het Witte Paard duo Jan Roebers en Chris de Saegher tegen, duidelijk slecht gehumeurd. Eerst degraderen naar de onderbond en dan nog concurrentie ondervinden van twee ongeletterden. Dat is in korte tijd teveel van het goede. Ook zij hadden 9 punten gescoord en Chris vond dat zij recht hadden op de prijs van het beste Zaanse duo vanwege de betere tegenstand. Over bluf gesproken. Gezien zijn nietige 3 uit 7 aan bord 2 paste een onderdanig stilzwijgen. Hij voegde er ook nog venijnig aan toe nooit lid van ZSC Saende te zullen worden als de prijs naar Martin en mij zou gaan. Uiteindelijk besloot de jury, waarschijnlijk onder zware pressie van het mokkige Witte Paard duo, dat de flessen wijn verdeeld moesten worden. Een ernstige fout. Jan Roebers woont in Amsterdam volgens mijn informatie. Wat nou, Zaans duo? Terug die fles!! Hoe dan ook, de eerste hoofdprijs is dit seizoen binnen. Uiteraard overhandigde ik de Kaapse wijn aan Martin, mijn onverschrokken kameraad, die om de lege fles een mooie prijzenkast gaat timmeren. Uit principe drink ik alleen thee en chocomel.

Ik besluit met twee partijen. De eerste draag ik op aan Jesper. De andere heeft een brute Talliaanse uitstraling.

Nf6 12. f3 f4 13. c5 g5 14. cxd6 cxd6 15. Nf2

Ng6 16. Rc1

Rf7

Bf8 18. Qb3

Rg7 19. Rc2 h5 20. h3 Nh4

hxg4 23. Nc7 gxh3 (

Qg5 30. Rg1 Ng2 31.

Ne6 Bxe6 32. dxe6 Be7 33. Qf3 e4 34. Qxf2 f3 35. Bxf3 exf3 36. Qg3 1 – 0

[White A. Breedveld]

[Black E.de Haan, 2299]

c4 c5 3. d5 e6 4. Nc3 exd5 5. cxd5 d6 6. e4 g6 7. Bd3 Bg7

Nbd7 12. h3 Re8 13. Be3 c4 (

) 14. Bc2 Rb8 15. f4 b5 (

Ra7 Qd8 18. Qf3 h5? (

.

) bxc3 23. Nxh5 cxb2 24. Nxg7 e4 (

v

vanwege Kxe8 32. Qg6+ Ke7 33.d6#

 


André Breedveld